17.8.06

Munstergeleen


M’n kind, ik zal het je allemaal nog wel eens vertellen, als je oren het doen, maar ik hoop nu alvast dat je nooit een oorlog mee zult maken. Want een bevrijding is leuk, maar niet bevrijd hoeven te worden is veel leuker.

Ik heb het grootste deel van de oorlog thuis doorgebracht. In ons ruime huis in Munstergeleen. Ik samen met mijn moeder en mijn vader. Sommige kinderen, je ooms en tantes, waren al het huis uit. Ik speelde met de konijntjes, ik verzorgde de kippen en ik maakte lange wandelingen met onze honden. Soms riep ik ze bij me om ze te vertellen hoe goed ze het hadden. En ‘s avonds damde ik met Pa, of als iedereen thuis was praatten we urenlang over de oorlog, en soms vertelde Ma oude verhalen over de bokkenrijders en de alvermannetjes. De tijd stond stil tijdens de oorlog. Je wachtte tot de oorlog afgelopen was en je verder kon gaan waar je gebleven was.

Ik was vijftien toen de oorlog begon. Ik zat toen op een kostschool van de zusters Ursulinen, de nonnen, in Weert. Nonnen dat zijn vrouwen die geen man mogen hebben en dat afreageren op iedereen die ze tegen komen. Het zijn jaloerse krengen die altijd denken dat jij doet wat zij eigenlijk zouden willen doen. Dus je mocht je niet uitkleden als je je ging wassen, je mocht geen vriendinnen hebben. Je mocht gewoon geen lol hebben. Niets. Maar ik, en Annie die bij mij in de klas zat, wilden wel lol hebben. Dus ze zaten ons constant op onze nek. Nooit hadden we rust. Eén keer ben ik weggelopen. Ik wilde terug naar huis.

Een van die nonnen riep me regelmatig bij zich in haar kamertje omdat ze eens ernstig met me moest praten. Tijdens het gesprek legde ze dan haar hand onder de tafel op m’n knie. Maar diezelfde non was zo hypocriet dat ze elke avond langs de bedden van de meisjes ging om te kijken of iedereen wel haar handen boven de dekens had. Als een van de meisjes haar handen onder de dekens had gestopt, dan kreeg ze ervan langs. Pas vele jaren later begreep ik waar die nonnen zo bang voor waren. Ik kan er nog kwaad om worden.


Ze dacht terug aan de wandelingen die ze moesten maken. Uren lieten de nonnen hun door het bos lopen, in weer en in wind, de sadistische krengen. En ook als het bloedheet was dan moest je je dikke zwarte kousen aanhouden. Er waren meisjes die expres de hak uit hun sokken kapot knipten, zodat ze tenminste blote benen hadden. Dat werkte nooit lang, want de nonnen vroegen dezelfde dag aan je ouders of ze extra geld konden sturen, om nieuwe kousen te kopen.

Klokgeluiden kondigen het nieuws van vijf uur aan. Ze wil niet horen wat er gebeurd is die nacht. Dat weet ze al.

Toen de oorlogsdreiging serieus werd, wilden mijn ouders niet dat ik nog langer op kostschool bleef. Ik wist niet hoe gauw ik weer thuis moest komen. Ik had ze zo gemist. Pa en Ma, en Mies en Theo, en het huis, met de kippen en de schapen. Nu kon ik mijn kousen uittrekken wanneer ik maar wilde.
Wat voor vreselijke dingen er ook gebeurden in de oorlog, soms was het ook spannend. Dan kwamen er mensen bij ons langs die op de vlucht waren voor de Duitsers en dan verstopten wij die. Of er stortte bij ons in de buurt een vliegtuig neer, en dan zag je de piloot er met zijn parachute uitspringen.
Maar het allerfijnste was de bevrijding. We wisten dat ze eraan zaten te komen, onze bevrijders, dus we waren al dagenlang opgewonden. Zouden het Engelsen zijn? Of Canadezen? We hoopten allemaal op Amerikanen, want dat waren de sterksten en de knapsten, dacht iedereen. En toen ze dan eindelijk onze straat inliepen was het het grootste feest dat ik ooit heb meegemaakt. Dol van blijdschap waren we. Het was carnaval en oudjaar en St.Rosaprocessie tegelijk. We werden helemaal gek van opwinding en blijdschap toen die prachtige jeeps en de tanks en de vrachtauto’s de hoek om kwamen, met allemaal blakende, lachende soldaten erop. We sprongen en schreeuwden en dansten en lachten tot we het bijna in onze broek deden. We probeerden allemaal de aandacht van een zo’n soldaat te trekken en als er dan een naar je keek en lachte dan kreeg je onmiddellijk een knalrood hoofd.
We vroegen ze ook om van alles. We wezen dan op onze mond en riepen “Cigarette? Chocolat?”. Soms gaven ze je dan kauwgom of chocolade of een Camel-sigaret.


Ze voelt de smaak nog op haar lippen. De smaak van Amerikaanse chocola en de smaak van bevrijding. Zo sterk voelt ze hem dat ze met haar vingers langs haar lippen gaat om te kijken hoe het er nu eigenlijk uit ziet, bevrijding. Wat ze ziet is haar trouwring, nog geen vierentwintig uur geleden om haar vinger geschoven en nog wat onwennig. Ze lacht om zichzelf. Nee, daar trap ik niet in. Ik weet heus wel het verschil tussen een trouwring en bevrijding.

Ik heb ze allemaal langs zien komen, in die dagen. Amerikanen, Canadezen, Engelsen, Australiërs, volgens mij ook Schotten. Velen van hen werden bij ons in de buurt ingekwartierd om de omgeving uit te kammen op zoek naar Duitsers, of Duitse spullen. De Amerikanen waren het aardigst, en de Britten waren de vervelendsten. Die bleven hooghartig op hun voertuigen zitten en wilden niet met je praten. Er zijn een paar weken wat van die arrogante kwasten bij ons huis ingekwartierd geweest. De meeste tijd waren ze dronken, en dan keken ze niet op een omgevallen stoel of een bekraste tafel meer of minder. De Amerikanen praatten wel. Die sprongen van hun jeep en namen je in hun sterke armen voor een dansje. Ze hadden ook altijd muziek. Amerikaanse jazzmuziek. Ik geloof dat ik wel vijftig keer met een Amerikaanse soldaat gezwierd heb op de muziek van In The Mood. Want totdat Roermond bevrijd was bleven ze in Sittard en regelmatig werd er voor hen een bal georganiseerd. Ik geloof dat ik ze allemaal bezocht heb.

Sommige ordinaire Munstergeleense meisjes, uit Overstraat, klommen helemaal in zo’n soldaat en bedolven hem onder kussen. En dat in het openbaar.

Waarom had zij zich toen niet laten bevrijden, door zo’n spannende Amerikaanse soldaat? Ze had met ze gepraat, gelachen, Amerikaanse sigaretten gerookt, ze had geflirt, gedanst, gezongen, maar ze had zich op het laatste moment niet laten bevrijden. Uiteindelijk niet. Al voelde het toen wel zo. Misschien kun je je niet in een keer bevrijden. Misschien hadden ze alleen het zaad geplant van haar bevrijding. Nou ja, natuurlijk niet allemaal, grapte ze tegen zichzelf. Maar je begrijpt wat ik bedoel.

M’n kind, laat ik eerlijk tegen je zijn: dit is je vader, maar het had voor hetzelfde geld een soldaat kunnen zijn. Niet verder vertellen, maar soms had ik dat liever gehad. Niet voor jou, want je zult zien dat het heerlijk is om het kind van deze man te zijn, en soldaten leven vaak niet lang, maar voor mezelf. Ik kan het je nou wel vertellen.

Ze kruipt weer wat omhoog in haar stoel. Op de radio klapt het publiek beleefd voor de artiest.

0 Commentaren:

Een reactie posten

<< Home