17.8.06

Weert

In Weert zul je geboren worden. Daar ben ik blij mee. Het is vier kilometer van de plek waar ik geboren ben en waar Pa en Ma nu naar zijn teruggekeerd. Het is ook de plek waar je vader en je moeder elkaar ontmoet hebben, elf maanden geleden. Ik zal je meenemen in je wandelwagen, door de uitgestrekte korenvelden. Ik zal je de Peel laten zien en we zullen er samen genieten als de zon laag over de vennen schijnt.
Over twee weken breng ik je er naar toe.
Ze aarzelde even en merkte dat je ook alleen, in je gedachten, beschroomd kunt zijn. Ik zeg dat ik je naar Weert zal brengen, omdat ik het gevoel heb dat je de komende negen maanden nog van mij alleen bent. Daarna, als ik je vader een kind heb geschonken, zoals ze dat noemen, ben je ook van hem. Tot de bevalling ben je meer van mij dan je ooit nog zult zijn en ik zal er volop van genieten, mijn kind.

Je vader wilde het eerst niet accepteren, want hij geloofde niet in voorbestemming, maar ik heb hem kunnen overtuigen, tijdens een van die lange gesprekken in de huiskamer van het pension: Het kon geen toeval zijn dat een meisje uit Munstergeleen en een jongen uit Heerlen, via allerlei ingewikkelde omwegen, in de zomer van 1952 naar Weert waren gekomen om elkaar daar te vinden.

Ze dacht aan een carnavalsliedje van haar vorige geliefde, over een meisje dat elke dag bij het kapelletje van Carolus Houben bidt voor een man, en die uiteindelijk ook krijgt. Maar dat vertelde ze hem natuurlijk niet.

Ik zal je de precieze datum geven. Ik was op 4 augustus in Weert aangekomen. Het pension had iemand nodig voor de administratie. Mijn ouders woonden daar inmiddels in een bejaardentehuis en bij Mies en Lex kon ik niet langer terecht, nu hun dochtertje Ineke polio had. Op 2 september kwam Piet aan. Twee september 1952. Het is best mogelijk dat ik de eerste was die hem zag, toen hij met zijn koffers pension De Statie kwam binnenlopen. Ik liep net de trap af en hield even in om hem te kunnen bekijken voor hij mij zag. Het was zaterdag, aan het begin van de middag. Het was duidelijk dat hij nog nooit in Weert geweest was, en het was ook duidelijk dat hij van plan was om te blijven. Ik schatte hem in als een bedrijfsleider of zo iets. Hij zag er verzorgd uit, beheerst, maar ook een beetje verloren. Hij was lang en slank, dun zelfs, en hij had een scherpe, driehoekige neus. Geen Joodse neus, hoewel je dat zou kunnen denken. Zijn schoenen waren nieuw, maar wat stoffig van de reis. Ja, hij had een lange reis gemaakt.
Ik was op weg naar pa en ma, en toen hij met de pensionhoudster stond te praten liep ik de deur uit. Ik zou hem nog wel zien.


Toen ze ‘s avonds terug kwam zat hij niet in de huiskamer. Ze voelde teleurstelling. De volgende morgen was ze extra vroeg op en toen ze de huiskamer binnen kwam zat hij al aan het ontbijt. “Hallo, vreemdeling. Ik ben Roos Timmermans. Ik ben je huisgenoot”. Hij stond op en schudde beleefd haar hand. “Piet Tummers, aangenaam.” Ze praatten even. Hij vertelde dat hij naar Weert was gekomen om leraar Frans te worden aan het Bisschoppelijk College. Toen vroeg hij haar waar hij hier in de buurt de mis kon bijwonen. Ze kon zich niet voorstellen dat hij de Sint Martinus kerk niet gezien had, toen hij van het station naar het pension liep, maar dat liet ze niet merken. Ze vertelde hem dat er om tien uur een hoogmis is, dat had ze op het bord bij de ingang gelezen. Hij zei dat hij die dan zou bezoeken en dat waren hun eerste woorden tegen elkaar.

Er zouden er nog veel volgen. Vanaf de eerste dag aten we samen en elke keer keek ik ernaar uit dat we na de maaltijd aan tafel zouden blijven zitten en elkaar zouden vertellen over onze levens. Ik luisterde gespannen naar zijn verhalen over zijn jeugd in Heerlen, als oudste zoon van een architect. Ik genoot als hij vertelde over zijn broer Niek, de lastige, en Joep, de avontuurlijke. Over Ger, de charmeur van de familie. Over zijn vrolijke zus Wil, en zijn serieuze zus Fien. En hij vertelde over zijn moeder, een wat deftige dame uit Haarlem, en zijn gemoedelijke vader. Of ik luisterde naar de avonturen die hij beleefde in de oorlog en naar zijn verhalen over zijn vrienden bij de Katholieke Arbeidersjeugd. Hij vertelde over zijn werk als administrateur bij de Staatsmijnen, altijd weer die Staatsmijnen. Hoe hij vertelde dat hij daar zat te wachten op de dag dat hij er weer weg kon gaan, en Jezuïet kon worden, en later missionaris. Ik keek blijkbaar geschrokken, want hij voegde eraan toe dat hij tijdens de maanden dat hij met de Stoottroepen door Duitsland was getrokken zijn plannen had veranderd. Hij was naar Amsterdam gegaan en had daar Frans gestudeerd.
Ik ben blij dat je bent teruggekomen, zei ik. Ik hou niet van Amsterdam.

Honderden uren hebben we zo doorgebracht, alsof er in zo kort mogelijke tijd twee maal dertig jaar moest worden ingehaald. Regelmatig stak de pensionhoudster bezorgd haar hoofd om de hoek. Ik was toch een personeelslid dat zich met de gasten inliet.
Toen alle verhalen verteld waren, alle ambities onthuld en alle geheimen geopenbaard, vroeg hij of ik met hem wilde trouwen.

Hij ging dat weekend naar Roosendaal, om wat zaken af te handelen en zij ging naar Pa en Ma, om ze te vertellen dat ook hun jongste dochter ging trouwen. Daarna ging ze terug en vertelde het ook hem.
Toen alles gezegd was begon de tijd van de voorbereiding. Ze bezochten samen familie, ze reisden naar Amsterdam, waar Frits woonde, de beste vriend van Piet, met wie hij veel door Zuid-Europa gereisd had, en ze gingen op zoek naar een plek om te trouwen, een plek om vervolgens de liefde te bedrijven en een plek om kinderen groot te brengen. Het was een plechtige periode, een gewijde tijd.

Het was een mooie dag. Ik denk dat ik je er nog vaak over zal vertellen. Piet, je vader, maar nu mag je nog Piet zeggen, zag er prachtig uit toen hij in het kerkje van Asten voor het altaar stond. Hij had een jacquet aan dat hem extra slank maakte. Zijn haren glansden in het zonlicht dat door de ramen van de kerk kwam. Ik probeerde te zien hoe hij zich voelde, maar je vader laat nooit wat merken. Hij keek ernstig, maar toen hij mij de kerk binnen zag lopen in mijn stijlvolle crèmekleurige mantelpak zag ik toch dat zijn ogen even oplichtten.
Er is geen gebeurtenis die is te vergelijken met een huwelijk. De dag dat je aan iedereen kunt laten zien dat je iemand hebt gevonden waarmee je verder wilt leven. Waarop je tegen iedereen zegt ik heb jullie niet meer nodig, ik heb nu een eigen leven. Waarop je iedereen uitnodigt om mee te genieten van jouw nieuwe leven.

Dat waren de gedachten die ze had toen ze voor de priester stond en “Ja, ik wil” zei. Dat was ook wat ze uitstraalde toen ze poseerde voor de huwelijksfotograaf. En dat was wat ze zei tegen Pa en Ma, toen ze aan het eind van de dag afscheid nam van de gasten.
Mijn kind, loop ik erg op de zaken vooruit als ik jou toewens dat je net zo’n gelukkige bruiloft zult hebben als ik?

Ze sluit haar ogen en een fractie van een seconde is er helemaal niks. Geen hotelkamer, geen man, geen wereld. Alleen een moeder die in verwachting is.

Toen ik vanmorgen wakker werd, wist ik dat het de dag was waarop jij zou komen. Dat was het eerste waar ik aan dacht. Niet aan de bruiloft, niet aan sex, niet aan mijn aanstaande man -hoogstens aan jouw aanstaande vader- maar aan jou. Goed, daarna werd ik wat afgeleid door alle gebeurtenissen, maar toen we hier vanavond aankwamen wist ik het weer. Je vader lachte een beetje zenuwachtig toen ik zei dat ik geen zin had om te eten, maar dat ik naar onze kamer wilde.

Net als bij een misdaad is sex met voorbedachte rade erger, en zeker ernstiger, dan spontane sex. Ze had naar hem verlangd vandaag en de hele reis had ze beraamd hoe ze het aan zou pakken.

Ze staart tevreden naar het keurig opgevouwen stapeltje kleren van haar man. De huid die hij heeft afgestroopt om haar alles te geven waar ze het afgelopen jaar zo vurig naar verlangd heeft.

Ik heb ondertussen wel door dat zwanger raken makkelijker is dan niet zwanger raken, maar de bevruchting is me toch meegevallen. Alles is gegaan zoals ik het wilde. Piet zei dat we niet zouden dineren en ik voegde eraan toe dat we misschien later wat op onze kamer zouden eten. Ik voelde me ondeugend. Toen hij zijn tanden wilde poetsen maakte ik hem er plagend op attent dat dat niet nodig was, omdat hij immers niks gegeten had. Ik wist dat hij het nu extra belangrijk vond een frisse adem te hebben, of misschien wilde hij wel tijd winnen. Voor het slapen gaan poets je je tanden, stelde hij met een uitgestreken gezicht. Gaan we slapen dan? Hij grijnsde en poetste onverstoorbaar verder.

Misschien is dat wel het meest bevredigende geweest, dat gevoel dat ik de regie had, zonder dat hij daar iets van merkte. Ik had de touwtjes in handen, vanaf het moment dat ik het zo wist te draaien dat hij eerder naakt was dan ik tot het moment dat ik bepaalde dat dit het moment was waarop hij zijn zaad in me moest spuiten. Daar tussenin heb ik afwisselend gezorgd dat hij het naar z’n zin had en ikzelf, en dat had alles bij elkaar ongeveer een kwartier geduurd. Morgen zullen we opnieuw de liefde bedrijven en dan zal het helemaal anders zijn. Dan zullen Piet en ik plezier hebben. Dan zullen we meer risico’s kunnen nemen.

0 Commentaren:

Een reactie posten

<< Home